Tuincentrum
Ik had me voorgenomen om nooit
meer wat over tuinen en vijvers te schrijven, maar ach, met deze hete weken en
verdorde struiken, kom je er niet omheen. We hebben tegenwoordig weer een auto,
gelukkig een ‘stationcar’ zodat er veel in kan, dat had mijn echtgenote zo
bepaald. Ik had het natuurlijk kunnen weten, toen ze vorige week aan me vroeg of
ik niet even gezellig met haar mee wilde om de auto uit te testen. Mijn eega
stuurde me regelrecht naar het plaatsje Poortugaal, u weet wel dat ligt naast
Rhoon, het dorpje dat ooit het wapen van Hoogvliet heeft ontworpen, maar nooit
heeft afgegeven.
In dat plaatsje is een tuincentrum, niets bijzonders want die bomenboeren zitten
altijd op plaatsen waar je veel vrouwen, zoals die van mij, hebt wonen en die
idolaat worden bij het zien van een Japanse esdoorn of een Groningse staattegel.
Of ik nu wilde of niet, ik moest mee het ‘park’ in. Natuurlijk kreeg ik de
uiterst verantwoordelijke taak het boodschappenwagentje te duwen. Dat is om de
drommel niet eenvoudig tussen al die beelden en bloempotten door. Mijn vrouw is
een echte vogelhuisjesfreak, ze kan het nooit laten er even een op te pakken en
me dan met van die trieste ogen aan te kijken, ik ben dan natuurlijk de klos en
hups, daar gaat weer zo’n opslagplaats voor vliegend pluimvee in het
karretje.
Ze hebben trouwens best leuke huisjes daar hoor, sommigen lijken op Tina Turner
en dat doet mijn ouwe nozem hart goed. Al slenterend werd mijn wagentje steeds
voller, blommetjes, potten, pot en pootaarde, aardbeienplanten en uiteindelijk
waterplanten, in een hangnetje, vulden mijn stalen ros bijna tot over de rand.
We kwamen ook nog een bekende Hoogvlieter tegen, hij liep met net zo’n gezicht
als ik, zeker ook verplicht geweest om mee te gaan. Het is trouwens wel een
beetje ondankbaar om in Poortugaal te gaan oogsten en in Hoogvliet te zaaien,
dat kan toch eigenlijk niet voor een rechtgeaarde Hoogvlieter?
Uiteindelijk besloot mijn vrouw dat het zo wel weer mooi was. Tussen de uit het
karretje stekende heksenbezems en visnetjes door kon ik nog maar net de kassa
vinden. Mijn kleine opdondertje, mijn eega is niet zo groot, begon kordaat de
inhoud van het wagentje voorbij de jufrouw met de leespen te zeulen, terwijl ik
steeds meer het gevoel kreeg dat hoe leger het karretje, hoe leger ook onze
portemonnee zou worden, zag ik een glimlach verschijnen op het gezicht van de
caissière, zou ze soms provisie krijgen?
Als troost, en vermoedelijk omdat er nog een paar kwartjes in haar knip zat,
kreeg ik van mijn Ukkie een lekker ijsje, want die verkopen ze tegenwoordig ook
al in het tuincentrum! Zo langzamerhand begint onze tuin op het park achter
paleis het Loo te lijken. Ik maak me dan ook grote zorgen. Ik opperde al dat het
misschien slimmer is om groente en fruit te gaan verbouwen in plaats van bloemen
en struiken, want als dan je knip leeg is heb je tenminste nog wat te
eten.
De moraal van dit verhaal: Koop nooit een grote auto en ga in een flatje wonen.
Jan