Schoon
genoeg
Waar is die tijd dat ik u
vertelde, zo’n 14 jaar geleden, over onze eerste schoonzoon?
Wat was het nog allemaal pril en gezellig toen. Onze oudste kwam thuis met
een jongeman die zich schuchter voorstelde aan die ‘enge ouders’ van
zijn liefje. Na zijn vertrek volgde er onmiddellijk familieberaad, past hij
er bij of in het maar een oen? Hij werd door ons goed bevonden dus maakte
onze dochter het meteen daarna uit, iets wat ouders goed vinden kan nooit
kloppen dacht ze kennelijk. Toen kwam de volgende, een echte sportman, maar
ja, die had meer liefjes dus die kon volgens onze dochter allerlei enge
dingen krijgen. Eindelijk kwam er een die helemaal goed was, althans dat
vonden we toen. Maar nee hoor, nadat hij bij ons de uitdrukking ‘gele
peen’ had gelanceerd vertrok hij met de noorderzon en we bleven op de een
of andere manier met een jong hondje zitten. Die hond heeft onze dochter
nog, al loopt hij wat uit het lood inmiddels en is doof, blind en ruikt ook
alleen nog maar gebakken vis.
Al met al leuke tijden, vele schoonzoons en ‘dochteren’ volgden, hele
nesten hebben we gehad! Maar ja wat wil je hè, zes kinderen die allemaal
opgroeien en een eigen stiel willen.
Maar ja, het is niet altijd zo makkelijk hoor, het zijn toch eigenlijk
indringers in je vredige familie. Onze oudste is over een poosje 12,5 jaar
getrouwd, niet met de man waar we toen massaal voor stemden, maar ach, we
doen het er maar mee. Zijn begin was ook wat moeilijk, ook een sportman en
hij kwam bij ons vlak na een overwinningsfeestje van zijn voetbalclub, dus
hij was zo gezegd toen niet zoals hij normaal is. Gelukkig bleek hij
verstand van eten te hebben zodat hij een hoop goed kon maken. De horeca
heeft hij inmiddels verruild voor het werken met een fluit. Hij is nu de man
met het spiegelei in de trein, dat doet hij goed, al zit ik zelf nooit in
zo’n ding.
We hebben nog twee jongens thuis nu, die zijn er niet uit te branden! De
jongste van die twee heeft zelfs nog geen moment aan verkering gedacht. Die
ziet meer in computers, en ach, is toch ook zo’n beetje het zelfde, die
doen ook vaak iets wat je niet wilt. Die andere heeft nu wel verkering, en
niet zo’n beetje ook. Of het wat gaat worden is nog de vraag natuurlijk,
maar we hopen op een goed resultaat, al zullen die twee toch nog wel eerst
een cursus ‘huishoudelijke inburgering’ moeten volgen.
Als ouders heb je het helemaal niet gemakkelijk, kinderen hebben een veel
zorgelozer leven, tot ze zelf kinderen krijgen natuurlijk. Maar ja met nu
zes kinderen, zeven kleinkinderen en vijf ‘aangetrouwden’ vormen we toch
een soort gezellig gesticht. Alles kan in onze enclave en niets is te gek.
Geheimen hebben we niet voor elkaar, maar ook keiharde meningen moet je
kunnen verdragen, anders pas je niet in de clan.
Het leuke van zo’n zooi is dat als er iets is dan zijn we er ook allemaal
voor elkaar. Laatst vroeg mijn eega of er hulp kon komen voor de
tuinwerkzaamheden. Ze kwamen vrijwel onmiddellijk, de helft plofte neer in
een luie stoel en twee gingen naar de schuur om een hark te halen, mooi he?
Nu hebben we in de achtertuin een zwembadje, nou ja, best nog wel groot,
maar het blijft vergeleken met een Olympisch bad toch wat achter. Leuk al
die kleinmormels die spartelen en ploeteren om weer boven te komen, doet me
aan mijn jeugdige waterdoop herinneren. Zelfs de volwassenen doken er in en
genoten zichtbaar. Maar wedden dat als straks de zooi moet worden opgeruimd
iedereen ook weer mee helpt? Behalve natuurlijk die stoeltesters.
De boodschap die ik met dit epistel een beetje mee wil geven is dat je in
elke gemeenschap, of dat nu een heel land of een familie betreft, een beetje
moet inschikken als vreemde vogels bij jou op het platje willen
neerstrijken.
Jan Koopmans
|