Neanderthaler
Zo, het is iets beter weer
inmiddels, hoewel je nog maar af moet wachten of die koperen ploert zich
rustig blijft houden. Het waren voor mij weken van afzien als boreling uit
1947 waar weliswaar vier hittegolven plaats vonden maar die ook de strengste
winter van de eeuw voortbracht. Ik ben een februari mens dus u begrijpt dat
ik meteen na mijn geboorte in de kou terecht kwam. Waarschijnlijk is dat de
reden dat ik niet goed tegen warmte kan.
De zwoelheid van hete zomers kan me niet bekoren, hoewel ik ooit in mijn
jeugdige jaren heel wat zwoele avonturen met de deerntjes in duistere bossen
heb doorgebracht ( ik kan of wil me niet meer herinneren wat we in die
bossen deden, vermoedelijk bessen plukken). Tegenwoordig is het heel erg in
om tijdens warme dagen terug in de tijd te gaan en weer te bakken en braden
op prehistorische wijze. Her en der verschijnen er vuurhaarden met roestige
roosters (uit de ijzertijd) waarop stukken vlees van elke diersoort worden
gedrapeerd om vervolgens gaar dan wel verkoolt te worden. Het woord
‘bar’ zit al in dit gebruik en dat klopt ook. Zit het vlees keurig
verpakt in cellofaan, want hygiëne gaat voorop, donderen ze dat op roosters
waar de bacteriën net een feestje aan het vieren waren. Vervolgens laten ze
vlammende kolen, waaruit de giftige gassen lustig ontsnappen, het hele
zooitje opwarmen. De borden komen uit de keuken en alle aanwezigen krijgen
iets onduidelijks voorgeschoteld omringt met smurrie uit een tube of flacon.
Een heel gehannes nog want de meeste ‘eters’ moeten het doen met een
bord op hun schoot of op het randje van een wiebelende en overvolle
tuintafel.
Terwijl binnen in huis een super modern kooktoestel glimmend naar de fraaie
eettafel staat te lonken zit ‘den primitieve mens’ als Neanderthaler een
kippenbout te verslinden waar meer verkoolde resten aanzitten dan eetbaar
vlees. Als contrast staat er natuurlijk wel een biertender op een tafeltje
ergens in de schaduw, want die hebben de buren lekker niet.
Ja barbecuen, je begrijpt niet dat dat anno 2006 nog nodig is. Het is een
crime zo’n gebeuren, niet alleen voor de vele vaders die zich dan ineens
voor het eerst opwerpen als ‘meesterkok’ maar ook voor de buren die
liever gewoon een potje op het fornuis koken. Soms zit ik in mijn
peeskamertje (kantoortje) met tranen in de ogen omdat iemand in de
achtertuin met verlopen- of dieselolie een varken aan het klaarmaken is. Je
ziet er dan meestal vaders omheen dansen, net zoals Kluk Kluk maar dan
anders, die enerzijds bezig zijn met het aan de praat houden van het vuur en
anderzijds met het keren van de ledematen van kip, konijn of schaap.
Apetrots serveren ze dan op gezette tijden de trieste resten van wat eens
frank en vrij rondwandelde op deze aardkloot. Normaal kan ‘pa’ nog geen
ei bakken, maar als de barbecue aan gaat is hij de baas.
U begrijpt al dat ik niet echt behoor tot de enthousiaste liefhebbers van
deze ‘baktechniek’. Ja het is waar, ik heb ooit ook mee moeten doen met
geďmproviseerd potje koken, ik zat toen bij de jonge padvindertjes maar
moest er af toen ik opgewonden raakte van de akela. Toch heb ik gelukkig
later leren koken en bakken op de met turf gestookte kachel van mijn moeder.
En ik kan nog steeds een ei bakken, sterker nog, ik kan ze koken ook! Toch
wil ik het barbecuen niet afkraken hoor, want het houd erg veel mensen
actief, de vleesmeester, de kolenboer, de brandweer, de politie, de dokter
en vervolgens het ziekenhuispersoneel met hun antibiotica tegen
voedselvergiftiging. Nee, mij zul je niks negatiefs horen zeggen over deze
mooie zomerse traditie.
Jan Koopmans
|