Het dorp
Wim Sonneveld bezong ooit een dorp, ik kom uit zo’n dorp en deze column
gaat over een dorp. Ik ben geboren in een dorp, een Zuiderzeedorp, ooit een
gezellig vissersdorp waar de palingen de baas waren. Op het Noorden een RK
kerk, in het midden een NH kerk en daar ergens tussenin het Gemeentehuis en
de brandweerkazerne. Nou, kazerne, het was meer een opberghok voor de enige
rooie auto die het dorp rijk was, de jeep van de commandant stond bij ons in
de tuin. Alles wat een dorp nodig heeft was er, een slachthuisje, een
slager, een Spar, een smid, voor de hoeven der hynders, een schooltje, een
dorpshuisje en natuurlijk een melkfabriek. En niet te vergeten de
fietsenmaker die tevens kon lassen, daken bedekken en als het moest ook nog
wel kon helpen als doodgraver. Ook was er een statige woning, die van de
burgervader, een man uit Haarlem, maar ja, je kunt niet alles hebben he?
Niets was er perfect, de straat was hobbelig, stoepjes ontbraken of werden
gebruikt voor het droogrek of er stond een wasketel op een houtvuurtje te
koken, want een wasautomaat bestond nog niet. Des zondags was het dorp
vroom, de grootste helft toog naar de NH kerk en een klein groepje, wij
noemden ze afvalligen, stapte statig naar de roomse kerk op het noorden.
Maar zoals gezegd, niets was perfect, de putten waren vaak verstopt, de
verlichting was knudde, de bus stopte er maar twee keer per dag en slechts
een keer per jaar was het feest, dan kwam de kermis, met een echte draai- en
zweefmolen en lekkere zuurstokken. Toch was iedereen gelukkig, men wilde het
zo, men genoot van die hobbels in de straat, men miste het stoepje voor de
deur niet. Hulpbehoevenden, die vaak met een omgebouwde kruiwagen of zelf
bedacht karretje door het dorp gingen, hadden geen enkel probleem, het was
nu eenmaal zo, het dorp had zijn gebreken, maar die hoorden er bij. Soms was
het even opzij gaan voor een automobiel in de kleuren zwart of wit, meer
tinten waren er niet. Maar ja, dat hoorde bij het dorp. Ik was er laatst
nog, wat heerlijk om te zien dat alles nog is zoals het was, je hebt nog
steeds geen trottoirs, dat kan ook niet, want de straat is daar de smal
voor. Wat heerlijk ook dat alles nog speels en onhandig is, en niet
kaarsrecht en ‘goed’ geregeld zoals in moderne steden waar de
lantarenpalen tot op de centimeter nauwkeurig even ver van elkaar staan, en
waar de stoepen voldoen aan strenge eisen van mensen met stropdassen om.
Heerlijk dat er nog dorpen zijn waar het dorp ook nog dorp is gebleven, ja
toch? Hallo Pernis, lezen jullie dit even?
|