Roparun is
het
Soms heb ik het mis,
gelukkig maar! De wereld verhard enorm, waardoor mag Joost weten, maar voor
elkaar opkomen zie je niet echt veel meer.
Dat is afgelopen weekend bij mij een beetje anders geworden, nee niet
helemaal weg hoor, want de wereld is echt veel te hard om nog echt een
eldorado te noemen, maar toch… De Roparun in Rotterdam zit er weer op,
mensen liepen 520 kilometer, van Parijs naar Rotterdam, nee niet voor geld
maar voor het goede doel, dus toch wel voor de centen uiteindelijk, maar dan
voor mensen met kanker. Ik kijk zelden of nooit tv, maar voor de aankomst
van deze jaarlijkse loop had ik even ingelogd op een verbinding via de
computer en kon het live volgen, samen met m’n jootje. Duizenden
‘wezenlozen’ die hun ziel en zaligheid in de strijd gooien om op te
komen voor mensen die geen dagen meer kunnen toevoegen aan hun leven maar
nog wel leven aan hun dagen. Ontroerend was het om te zien hoe mensen
bezweet, vaak zelf getroffen door deze kolere ziekte langs de lijn stonden
om hun helden toe te juichen. Ontroerend ook hoe bij de Daniel den Hoedt,
het kanker hospitaal, de lopers even stil stonden en bloemetjes kregen, daar
deden ze het voor! Mij trof de emotie enorm toen er een straat interview
kwam met een man die negen
maanden geleden nog was opgegeven en zich in februari nog klote voelde, hij
heeft meegelopen van Parijs naar Rotterdam! Wat zeuren we over volhouden,
opgeven, te moe, geen zin enzovoort,
deze man liet zien dat opgeven nooit een optie is. Op zijn shirt stond
‘Pijn is tijdelijk, opgeven is voor altijd’, een waarheid als een koe en
een les van iemand die het niet opgaf en dus leeft. ‘Opgeven is voor
altijd’, die zin onthoud ik, want hoe vaak laten we niet iets liggen omdat
het ‘te veel’ is? Doorgaan, zweten en zwoegen, dat zet zoden aan de dijk
en niet aan het graf, een mooie les van iemand die er zonder dat motto niet
meer was geweest.
Roparun, ik weet nog hoe het begon, ik vond het toen maar malloten, welke
gup gaat nou zo’n eind lopen? Ja, zelf heb ik in mijn wat jongere jaren
heel veel gelopen en gefietst. Elke ochtend, zeven dagen in de week, liep ik
van Apeldoorn naar Nieuw Millingen en terug, in draf wel te verstaan. Dan
badderen en op de fiets, twintig kilometer naar mijn studie, en in de
avonduren deed ik tennis, judo en karate en zo nu en dan, ja ga maar lachen,
ook nog trampoline springen, de dubbele salto achterwaarts met schroef kon
ik als geen ander. Voetbal heb ik slechts een keer gedaan en werd meteen
voor het leven geschorst, wist ik veel, ze hadden me nooit verteld dat je de
bal niet met de handen mag vangen, als je de keeper niet bent. Hoe dan ook,
ik ben er slim door geworden, nee niet lenig, want doordat ik opgaf ben ik
een stramme te dikbuikige meesterlijke domoor gebleven die speelt met
lettertjes maar niet meer met spieren en conditie, stom he?
|