nummer 213
Poliziek


Ik ben ernstig ziek. Het is maar dat u het weet want misschien is dit wel mijn laatste column. Ik heb het sinds gisteren, de dag van de verkiezingen. Het begon met een beetje verhoging, wat extra transpiratie onder de onthaarde oksels en een brokje in de keel. Naarmate de dag vorderde werd het erger. 's Middags kreeg ik een beklemmend gevoel onder de linkertepel waar bij de doorsnee mens het hart zit en 's avonds werd het erger en erger en heeft mijn vrouw de dokter gebeld. Die hoorde het verhaal aan en nam geen enkel risico. Een ambulance arriveerde amper tien minuten later en een ernstig op televisiepresentator Karel de Graaf gelijkende ziekenbroeder rolde de mouw op van mijn overhemd en prikte met een injectienaald een witte vloeistof in mijn reeds opgezwollen ader. Ik voelde mij langzaam wegzakken en opende pas uren later in één of ander ruw van aard ziekenhuis de met zure tranen volgestroomde bloeddoorlopen ogen. Van de omgeving alleen al raakte ik diep in de put. Vier dokters in verschillende kleuren gestoken jassen stonden aan weerszijden van mijn inmiddels naar urine riekende bed opgesteld. De eerste, een hele enge man in groene jas en met priemende oogjes en zwartharig slecht geknipt kapsel, keek bij vanachter zijn bril met zilveren montuur streng aan. Hij leek een beetje op Harry Potter maar dan uit Deel III waar hij is veranderd in een van God verlaten demissionaire premier uit de Lage Landen. Hij liet de anderen weten weinig meer voor de man in het bed (Ikke dus!!) te kunnen doen. De tweede in blauwe jas gestoken arts schudde meewarig zijn hoofd en gaf zijn collega gelijk. Het zweet stroomde vanaf zijn op kort grijs stekelhaar na ontbloot hoofd langs zijn bebrilde vissenkop naar beneden. Hij hield het midden tussen een stekelbaars en een zalm. De derde dokter was wat optimistischer. 'Ik heb nog hoop' zei het kleine kereltje in gele jas. Ik meende hem te herkennen van de Nieuwjaarsduik op 1 januari in Scheveningen. Hij boog zich over mij heen en fluisterde zachtjes in mij oor 'had je gisteren lef? Stemde jij Laf PF?' Ik schudde het hoofd waarop hij zijn mening herzag. 'Opgegeven' luidde zijn keiharde oordeel. De vierde had wat weg van een vriendelijke kabouter. 'Wat denk jij ervan Woutertje?' vroeg de elitaire vissenkop. 'Tja, wat moet je ervan zeggen. Onze patiënt lijkt het totaal gehad te hebben hoewel hij op het eerste gezicht toch een hele gezonde rode kleur heeft'. De deur van de ziekenzaal zwaaide open en van links kwam een in korte groene rok gestoken zwartharige hoofdzuster binnengelopen. Ze pakte mijn pols die door haar zachte aanraking versneld ging kloppen. Zelfs het laken ter hoogte van mijn bekken bolde heel even op. Ze keek mij zwoel in de ogen en zei: om Halsema me, dan kom je er wel bovenop.' En hoewel ik zeker bovenop haar had willen komen had ik er de kracht niet toe. Ik voelde het leven in mij weg vloeien. Een kale man met een rode tomaat kwam binnen, ik dacht dat ik hallucineerde. 'Je moet in het leven blijven geloven, geef niet op' zei een met grote bril en kuif getooide mottige man die keihard 'Tjakka' in mijn oor toeterde. En een vrouw in zwart lederen rokje en opgebonden hangtieten stormde huilend naar binnen en gilde met Duits accent dat ze het niet had geweten dat het zo erg was. 'Ik voel mij er manisch depressief van' snikte ze.

Ik ben vandaag na een nacht observatie toch uit het ziekenhuis ontslagen. Maar of het ooit nog goed met me komt is de vraag. Mijn huisarts bij wie ik nog even langs ben geweest stelde keihard de enig juiste diagnose. 'U leidt aan het verkiezingssyndroom. U bent ernstig Poliziek!' Inderdaad dokter u heeft gelijk, ik ben doodziek van politiek!

Joop van der Hor