nummer 214 A
Als God wil dat het water wint


Wat is watersnood? Als je die vraag zou stellen aan een uitgemergeld knulletje ergens in het binnenland van India waar de droogte scheuren in de aardkost maakt die zo groot en diep zijn zodat de broodmagere heilige koeien er met gemak in verdwijnen, zal het ventje zeggen; 'dat is de droogte meneer, dat is onze nood! Wij hebben geen water, wij hebben dus watersnood'. Maar vraag je het daar in tegen aan een even oud edoch weldoorvoed ventje bij de McDonalds in Spijkenisse of zomaar een snackbar ergens op Voorne Putten of op Flakkee, dan zal het kereltje antwoorden; 'dat is het water meneer. Het water dat met denderend geraas door de dijken brak in die barre winter van 1953.' Gek dat water aan gene zijde van de aardkloot een zo', verschillende rol kan spelen. Gek is ook dat je van water dood kunt gaan. Is er te weinig van dan sterf je, is er teveel van dan sterf je ook, althans de kans is groot dat je het niet overleefd, net zoals die honderden slachtoffers die 50 jaar geleden in die diep donkere nacht het leven lieten. Zelf ben ik van net na watersnood! Ik ben nu 49 jaar en geboren in januari 1954. Ik ben verwekt toen het water weer aan het zakken was maar bij mijn ouders kennelijk nog tot ver voorbij de lippen stond. Ik moet zowat gefabriceerd zijn toen de kelders van mijn geboortehuis aan de Prins Hendrikkade op het Noordereiland in Rotterdam nog blank stonden. Mijn ouders zullen weinig last van het water hebben gehad in hun liefdesnestje want wij woonden drie hoog, 2x bellen. De buren van tweehoog hebben op die beruchte zesde januari in 1954 wél behoorlijk wat wateroverlast ondervonden toen in plaats van de dijken de vliezen braken en het vruchtwater rijkelijk omlaag over de houten plankieren stroomde en ik huilend ter wereld kwam. En ondanks dat ik een bijna watersnoodkindje was heb ik toch geen waterhoofd! In de jaren dat ik opgroeide op het Eiland speelde water een grote rol. Vaak zorgde de hoge waterstand voor ondergelopen kaden en kelders. Het was een fascinerend gezicht om die hele grote watermassa te aanschouwen die zich uitstrekte vanaf onze voordeur tot aan de overzijde van de Maas en de Nassaukade. We liepen over planken naar het schooltje in de Prins Hendriklaan. Natuurlijk niet via de Sleephellingstraat want daar woonde Gekke Peter. Die was in zijn Feijenoordshirt gevaarlijker dan al het wassende water van de wereld bij elkaar. Als kind zag je de dingen anders. Ik weet nu dat de mongoliede Peter helemaal niet gevaarlijk was. En het water? Ach je groeide er als kind mee op. Dat een paar jaar eerder honderden mensen door datzelfde water in hun slaap waren verrast en verzwolgen tijdens die verschrikkelijke storm in die nacht in februari, dat werd je wel verteld maar je kon je er geen voorstelling van maken. Maar als ik nu kijk naar de imponerende zwartwit beelden op televisie, naar de voorbijdrijvende dode koeien, de boeren die in Stellendam uit hun zolderraampje zwaaiden om gered te worden en het zwelgende water dat over de doorboorde dijken stroomde, dan lopen de rillingen mij over de rug. Wat een ellende! Is dit Bangladesh, is dit India? Nee het is Goedereede en de polders van Biert. Hier zijn de grootouders van mijn vrienden verdronken, hier heeft God besloten dat het water die nacht moest winnen. Waarom? En waarom heeft Hij die mensen destijds geen seintje gegeven? Waarom mochten onze voorouders geen Ark bouwen? Het kan geen straf geweest zijn. Velen waren Godvrezende mensen die 6 dagen keihard op het land werkten en op de 7e dag de Heer toezongen in kerk en zondagschool. Het waarom zal nooit beantwoord worden. We bouwen nu nog hogere dijken om ons tegen het water te beschermen en hebben een Deltaplan dat een herhaling van 1953 moet voorkomen. Maar kunnen we het echt voorkomen als God op een dag bepaald dat het water weer moet winnen?

Joop van der Hor