nummer 263
Erger dan een hoerenloper


In navolging van de Amsterdamse (ex)wethouder Rob Oudkerk beken ook ik dat ik naar de hoeren ben geweest! Deze bekentenis zal wel enige stof doen opwaaien in de lokale pers en wellicht ook in Privé want sinds mijn bezoek aan Frans Bauer heeft mijn naam al twee keer in deze papieren leugenaar gestaan. Hoe ik over dit walgelijke blad denk zal ik maar voor me houden. Ik zou kunnen zeggen dat ik er geen woorden voor heb, zo gemeen en leugenachtig zijn de vuilspuiters en inktjunken die daar werken maar dat is ook niet waar. Elke variant van mannelijke en vrouwelijke genitaliën zijn op deze bunzings van toepassing. Maar laat ik het netjes houden en ze gewoon bestempelen als vaginaal! Over kut gesproken, gauw weer terug naar het onderwerp van deze column; het gilde der hoerenlopers. Net als Rubberen Robbie heb ik het netjes aan mijn vrouw verteld. Ze schrok er niet echt van, had er zelfs enig begrip voor en vond dat het iets was van ver voor haar tijd. Het is nu ongeveer 35 jaar geleden dat ik naar de hoeren ben gegaan. Ik was een jonge heer van 15 jaar met de puistjes daar waar ze op die leeftijd horen, niet in de schaamstreek maar gewoon op het gezicht. Ja, ik geef het onmiddellijk toe, ik was er vroeg bij. De dames van plezier stonden in die tijd nog aan de deur of zaten achter het rood verlichte raam in de Atjehstraat op Katendrecht. In tegenstelling tot de huidige bezoekers van de hoeren op de Keilestraat reed ik niet in een dure Mercedes of flitsende BMW maar op een gammele oude fiets. Daar moet je het immers, zo heb ik me altijd laten vertellen, op leren. Ik werkte als documentenjongen bij Pakhuismeesteren in het pand 'de Eersteling' aan de Rijnhaven, op de plek waar nu de metro onder de grond gaat. Ik moest documenten naar de douanesectie' 10 en 12 brengen. 12 was op de Wilhelminapier bij de Holland Amerika Lijn en 10 in een loods aan de Maashaven op Katendrecht. Ik fietste dagelijks vele keren over de Kaap en zwaaide schuchter naar de schaars geklede dames. Ik floot niet naar hen maar zij naar mij. Het schaamrood (hoe kom je op zo'n woord) steeg mij naar de kaken. Eén van hen, ze bleek later tante Millie te heten, wenkte me om te komen en riep wat naar me, maar dat durfde ik toch niet. Pas na een dikke week had ik alle moed verzameld om op haar voorstel in te gaan en zo ging ik dus voor het eerst van mijn leven naar een hoer toe. Het aardigste van alles is dat het mij geen geld koste maar juist geld opleverde. Het waren in alle opzichten hele ruimhartige meiden. Verder dan de voordeur ben ik nooit geweest en van hun diensten heb ik nimmer gebruik gemaakt, zij wel van die van mij.

Ik moest namelijk boodschappen voor tante Millie doen want zij kon niet weg van haar werk. Na verloop van tijd haalde ik voor alle dames van de straat sigaretten, nieuwe kousen en flesjes mondwater. Het wisselgeld mocht ik dan houden en vaak was dat meer dan alle boodschappen bij elkaar hadden gekost. Ik verdiende aan de dames van lichte zeden en ben dus eigenlijk nog erger dan Oudkerk. Maar weet u wat nog vele malen erger is dan welke hoerenloper dan ook? Die verrekte moralisten die een menselijke politicus pootje lichten, mensen die werken bij politie, justitie en in de politiek die harder lekken dan een incontinente bejaarde olifant met een Tenaslip om. En dan hebben we het niet eens over die hele foute journaliste die het allemaal zo nodig aan de grote klok moest hangen. Liever hoerenloper dan hypocriet! Het gaat je goed Rob!

Joop van der Ho(e)r