nummer 348
Sambal bij?

Leuke aanhouding afgelopen week door de politie van Hoogvliet. In de nacht van donderdag op vrijdag kwam er een inbraakmelding binnen bij de politiemeldkamer dat er inbrekers binnen waren in een Chinees restaurant aan de Middenbaan-Noord. Vaak hoor je dat de politie er altijd is als je ze niet nodig hebt en zo was het ook nu weer. De twee ongenode gasten van meneer Wong hadden de politie niet nodig bij datgene wat ze van plan waren. Honger hadden ze ook niet. Niemand in Nederland heeft namelijk honger, hooguit trek. ‘Alleen kinderen in de 3e wereld hebben honger’ zei mijn moeder vroeger altijd als ik uit school kwam en aan haar hoofd zeurde wanneer we nu eens gingen eten omdat ik zo’n honger had. Nee, de heren hadden duidelijk iets anders in de zin. Ze hadden hun zinnen namelijk gezet op de Gouden Kroon en de duur verdiende centjes van meneer Wong. Ze hadden echter niet gerekend op de lange arm der wet. Die wist één der inbrekers op heterdaad te betrappen en zochten het restaurant af op zoek naar mogelijke handlangers. Geluk moet je afdwingen, die club uit 020 is daar al te vaak kampioen mee geworden. Scoren in blessuretijd, en dat deden de agenten van bureau Hoogvliet ook. Ze wilden al met hun arrestant naar het bureau gaan toen ze boven hun hoofd een geluid hoorden. Tijd om op onderzoek te gaan kregen ze niet want pardoes plofte dwars door het verlaagde plafond inbreker nummer twee naar beneden. De schlemiel kwam als een gebraden Peking eend op een zilveren presenteerplaatje voor de voeten van de verbaasde agenten op de grond terecht. Dat was dus eend of liever gezegd kip ik heb je! De twee wetdienaars keken elkaar aan en vroegen de op de grond liggende inbreker “sambal bij?” 
Zelf heb ik in mijn jonge jaren als straatdiender ook een soortgelijke aanhouding verricht. De factor geluk kwam daarbij goed van pas. Ik was samen met een collega op surveillance toen we een melding kregen van een inbraak in een bakkerij in Pernis. Met de C10, die grote, al lang en helaas uit het straatbeeld verdwenen witte Chevrolet, reden we tegen het verkeer in over de Pastoriedijk. Geen probleem want overdag kom je in Pernis al bijna niemand tegen, laat staan ’s nachts om drie uur. Op enige tientallen meters van de bakkerij stopten we en gingen te voet verder. Er waren geen verbrekingen en in de omgeving was niets of niemand te zien. Mijn maat liet weten dat hij ontzettend moest plassen hetgeen bij mij ook de natuurlijke kraan deed opendraaien. Ik zocht een donker plekje achter een schutting en deed wat een man op zo’n moment van nature moet doen. Het duurde even eer mijn ogen zich aan de duisternis hadden aangepast. Naast mij op enige meters zag ik een schim staan waarvan ik dacht dat het mijn blaasverlichtende maat was. Halverwege de ontwatering slaakte ik een tevreden en diepe zucht en zei dat dit toch wel heel erg opluchtte. De schim naast bij beaamde dit maar diens stemgeluid was met zekerheid niet afkomstig van mijn maat. Ik wist rap mijn gereedschap op te bergen en haalde vlug mijn zaklantaarn te voorschijn waarmee ik in de richting van de schim scheen. Ik herkende de mij ambtshalve Pietje H. Naast hem stond een tas waaruit een  breekijzer stak. Nadat hij was uitgewaterd hield ik hem aan, een mooiere heterdaad kon ik me niet indenken, het stoom kwam er namelijk nog vanaf. Terug op bureau Hoogvliet deden we het papierwerk en aten de baal Chinees op die door de andere collega’s was gehaald. Ik hoor het mijn maat nog zeggen: “Sambal bij?”

Joop van der Hor