nummer 353
Niets is wat het lijkt

Het was een vreemd contrast, de man met het gebreide kalotje op zijn hoofd en de vrouw in een lang gewaad met hoofddoek die samen met een grote bos verse kersttakken aan het sjouwen waren. Nog gekker werd het toen ze bij een drogist op het winkelcentrum Hoogvliet een paar grote rode kaarsen kochten en ook nog eens een flinke stapel kerstkaarten.
Ik schrok van mijn eigen gedachte. Waarom zouden moslims geen kerstkaarten versturen, kaarsen branden of met kersttakken mogen lopen? Wat had ik dan verwacht, dat ze een grote dadelpalm achter zich aan over de Binnenban zouden slepen en dat ze aan hun Nederlandse vrienden ansichtkaarten versturen met daarop ‘Fijn Suikerfeest’? Dat laatste zou niet eens zo gek zijn. Misschien een ideetje voor Hallmark of Daplucards om kaarten met dergelijke teksten te vervaardigen. Later in de metro zag ik een man die uiterlijke kenmerken vertoonde van een terrorist. Hij had een pluizige lange baard, een Bin Ladenpetje op en ook nog eens een rugzak bij zich. Beelden van de verschrikkelijke bomaanslag op de metro in Madrid en Londen projecteerden zich aan de binnenkant van mijn ogen. Ik besloot de man goed in de gaten te houden en ik had al 112 in mijn mobieltje ingetikt voor het geval dat…. De terrorist ritste zijn rugzak open en rommelde daar wat in. Ik stond op scherp. De bom wellicht ook? Hij haalde zijn arm uit de rugzak en in zijn hand hield hij een pluche beer vast. Hij keek me glimlachend aan. ‘Voor mijn dochtertje. We doen thuis niet aan kerst maar we geven onze kinderen wel altijd een cadeautje. Haar Nederlandse vriendinnetjes krijgen ook altijd iets en dan kan je als vader toch niet achterblijven’. Ik hoorde bij het zien van het beertje met het kleine rode kerstmutsje en groene shawltje een hard tikkend geluid. Een bom die verstopt was in het beertje? Nee, het was mijn hart. Het tikte zo hard dat de man tegenover mij het wellicht zou kunnen horen. Ik lachte beschaamd naar de trotse vader die het pluche beestje voorzichtig weer terug in de rugzak deed. Toen hoorde ik een stem: ‘wie wilt u spreken? Politie, brandweer of ambulance?’ Vlug drukte ik de stem van de collega van de meldkamer weg. In mijn angst voor het onbekende had ik per ongelijk de ‘on’ toets ingedrukt van mijn mobiel. Toen ik op station Rhoon uitstapte riep de terrorist me nog na; ‘prettig kerstfeest voor u en uw gezin meneer’.

Op de roltrap botste ik per ongeluk tegen een net geklede heer aan in een dure cameljas en een prachtige lederen Delsey attachékoffer. ‘Kan je niet uitkijken waar je loopt sukkel’ beet ‘de heer’ mij bars toe. Kerstmis 2005. Ik word er onzeker van. Niets is meer wat het lijkt!

 

Joop van der Hor