Het was een vreemd
contrast, de man met het gebreide kalotje op zijn hoofd en de vrouw in een
lang gewaad met hoofddoek die samen met een grote bos verse kersttakken aan
het sjouwen waren. Nog gekker werd het toen ze bij een drogist op het
winkelcentrum Hoogvliet een paar grote rode kaarsen kochten en ook nog eens
een flinke stapel kerstkaarten.
Ik schrok van mijn eigen gedachte. Waarom zouden
moslims geen kerstkaarten versturen, kaarsen branden of met kersttakken
mogen lopen? Wat had ik dan verwacht, dat ze een grote dadelpalm achter zich
aan over de Binnenban zouden slepen en dat ze aan hun Nederlandse vrienden
ansichtkaarten versturen met daarop ‘Fijn Suikerfeest’? Dat laatste zou
niet eens zo gek zijn. Misschien een ideetje voor Hallmark of Daplucards om
kaarten met dergelijke teksten te vervaardigen. Later in de metro zag ik een
man die uiterlijke kenmerken vertoonde van een terrorist. Hij had een
pluizige lange baard, een Bin Ladenpetje op en ook nog eens een rugzak bij
zich. Beelden van de verschrikkelijke bomaanslag op de metro in Madrid en
Londen projecteerden zich aan de binnenkant van mijn ogen. Ik besloot de man
goed in de gaten te houden en ik had al 112 in mijn mobieltje ingetikt voor
het geval dat…. De terrorist ritste zijn rugzak open en rommelde daar wat
in. Ik stond op scherp. De bom wellicht ook? Hij haalde zijn arm uit de
rugzak en in zijn hand hield hij een pluche beer vast. Hij keek me
glimlachend aan. ‘Voor mijn dochtertje. We doen thuis niet aan kerst maar
we geven onze kinderen wel altijd een cadeautje. Haar Nederlandse
vriendinnetjes krijgen ook altijd iets en dan kan je als vader toch niet
achterblijven’. Ik hoorde bij het zien van het beertje met het kleine rode
kerstmutsje en groene shawltje een hard tikkend geluid. Een bom die verstopt
was in het beertje? Nee, het was mijn hart. Het tikte zo hard dat de man
tegenover mij het wellicht zou kunnen horen. Ik lachte beschaamd naar de
trotse vader die het pluche beestje voorzichtig weer terug in de rugzak
deed. Toen hoorde ik een stem: ‘wie wilt u spreken? Politie, brandweer of
ambulance?’ Vlug drukte ik de stem van de collega van de meldkamer weg. In
mijn angst voor het onbekende had ik per ongelijk de ‘on’ toets
ingedrukt van mijn mobiel. Toen ik op station Rhoon uitstapte riep de
terrorist me nog na; ‘prettig kerstfeest voor u en uw gezin meneer’.
Op de roltrap botste ik per
ongeluk tegen een net geklede heer aan in een dure cameljas en een prachtige
lederen Delsey attachékoffer. ‘Kan je niet uitkijken waar je loopt
sukkel’ beet ‘de heer’ mij bars toe. Kerstmis 2005. Ik word er onzeker
van. Niets is meer wat het lijkt!
Joop van der Hor
|